Tot en met 7 april 2024 toont Fotomuseum Den Haag foto’s van Lucebert. Lucebert (1924-1994) kennen we als dubbeltalent: schilder en dichter. Minder bekend is de fotograaf Lucebert. Toch heeft hij ook deze kunst een tijd serieus en met zeker succes beoefend.
Via de Lucebertbiografie van Wim Hazeu (Hazeu, 2018) weten we dat Lucebert al op zeer jonge leeftijd – rond zijn vijftiende – een baantje vindt als retoucheur bij fotograaf Henning op het Spui in Amsterdam. Dit werk gaat hem goed af, en hij blijft dit ook tijdens de oorlogsjaren doen, tot aan zijn geruchtmakende aanmelding voor de Arbeitseinsatz in 1943. Zo raakt hij van jongs af vertrouwd met het medium fotografie.
Gearresteerd in Berlijn
In de vroege jaren vijftig schaft Lucebert een camera aan, aanvankelijk met het idee om zijn opgroeiende kinderen vast te leggen. Hij wordt echter gegrepen door het medium en verbreedt zijn blik naar de wereld om zich heen. Daar komt bij dat het met de inkomsten uit zijn dicht- en tekenwerk in deze jaren niet erg wil vlotten, en de fotografie is in deze periode voor hem dan ook een extra middel van bestaan. Zo fotografeert hij ook tijdens zijn verblijf in het communistische Berlijn, najaar 1955, waar hij op uitnodiging van Bertolt Brecht met zijn gezin verblijft. Hazeu beschrijft hoe de naïeve Lucebert tijdens het fotograferen wordt gearresteerd en pas na vele uren, op voorspraak van Bertolt Brecht, vrijkomt.
Kermis, Bergen (1954-1955) – foto Lucebert
Collectie Nederlands Fotomuseum
Positieve pers
Met onder meer zijn Berlijnse foto’s heeft Lucebert voorjaar 1956 een expositie in La Cave International op de Amsterdamse Herengracht. De tentoonstelling krijgt een positieve pers en leidt tot een tweetal reportageopdrachten. De recensie in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van 2 mei 1956 (Bslr, 1956) is te boeiend en informatief om niet integraal over te nemen, dus dat doen we hier:
“Lucebert, de dichter die óók schildert en tekent, is in ons blad wel eens de Jean Cocteau van Nederland genoemd, al heeft zijn artistieke veelzijdigheid zich nog niet tot toneel en film uitgestrekt. Toch blijkt zijn beeldend kunstenaarschap meer te omvatten dan wat penseel en tekenstift tot stand kunnen brengen. Sedert een half jaar heeft hij zich in volle ernst op de fotografie toegelegd. Zelf is hij de mening toegedaan, dat fotografie dichter bij dichtkunst staat dan bij schilderkunst. In zekere zin kan men dit met hem meevoelen, omdat fotografie en dichtkunst dit gemeen hebben dat haar beoefenaars bij uitstek instrument zijn, werktuigen van ‘het ogenblik’, van de ingeving à la minute, terwijl de schilderkunst – mét de prozaschrijver – vooral onderhevig is aan correctieve overwegingen, die ruim tijd vergen. Eigenaardig is, dat Luceberts foto’s, waarvan er thans een veertigtal in het studenten- en artistenrestaurant La Cave Internationale aan de Herengracht te kijk hangt, weinig doen vermoeden dat zij het werk zijn van de experimentele (of atonale) dichter, wiens poëzie hier en daar in dezen lande nogal wat deftige ontsteltenis heeft gewekt vanwege haar moedwillige extravagantie. Wie de een of andere ‘wilde’ fotomontage mocht verwachten, komt aangenaam bedrogen uit. Hier is absoluut geen sprake van een leven ‘met de vertakte crapauds met de beboste weezees in de gekielhaalde rookgordijnen van begoochelde foto’s.’ Het blijkt namelijk, dat de meer (en meer) ‘verstilde’ kracht van Luceberts poëzie in zijn fotografisch werk heel zichtbaar tot uiting komt. De foto’s, die hij maakte in Oost-Berlijn, in Bulgarije en in ons eigen land, zijn van een pakkende welsprekendheid, rustig overtuigend, helder van bedoeling ofschoon gedempt van toon. Ze doen denken aan zijn versregels: ‘…ik tracht op poëtische wijze dat wil zeggen eenvouds verlichte waters de ruimte van het volledig leven tot uitdrukking te brengen.’ Er is ook nog een andere versregel, die op deze tentoonstelling van pas kan komen, nl.: ‘en overal stroomt, stroomt mijn oog: rivier van fotografie.’ Wat Luceberts foto’s in de allereerste plaats kenmerkt, is dat zij de mens niet zozeer op de voorgrond stellen als wel op de voorgrond van een achtergrond. Zijn menselijke gestalten ontlenen hun essentie voornamelijk aan hun (dode en doodse) omgeving, die merkwaardig genoeg méér dan zijzelf de functie van bepalend element vervult; die hen beïnvloedt of, beter gezegd, vervolledigt.
Uit de meeste foto’s van deze collectie spreekt zachte ironie; ironie om rouwattributen, om ‘het nietszeggende woord’, dat als een mene tekel aan de wand is geschreven, of om het decor van een hele stad vol leegheid. Men krijgt sterk de indruk, dat Lucebert deze bijzaken als hoofdzaken heeft willen zien hetgeen natuurlijk zijn goed recht is; de mens is hier niet meer dan z’n eigen achtergrond.
In zijn nog jonge leven heeft deze dichter slechts éénmaal een ‘echt’ beroep gehad. Dat was nadat hij een kunstnijverheidsinstituut had doorlopen, waaraan hij als opgeschoten knaap had mogen studeren omdat hij van zoveel talent blijk gaf. Hij werd toen retoucheur bij een (wat men in die tijd noemde:) ‘kunstfotograaf’. In deze functie leerde hij de kleine nuances onderscheiden. Wanneer men nu zijn foto’s goed bekijkt, ziet men dat die ‘kleine nuance’ in dit werk alles beheerst; het ongrijpbare moment van zien, de lichtflits in de stromende rivier. Bovendien komt men daardoor de dichter naderbij, wat zeker niet minder belangrijk is, ook vanwege de veronderstelde verwantschap dichtkunst – fotografie!”
Circus Van Bever, Twente (1956) – foto Lucebert
Collectie Nederlands Fotomuseum
Rustende Jager
Een verkooptentoonstelling van foto’s en tekeningen van Lucebert in het Bergense café-restaurant De Rustende Jager in de zomer van 1956, met onder meer ook werk van Jaap Mooy en Gerrit Kouwenaar, leidt tot een dorpsrel, zo lezen we bij Hazeu. Een journalist van de Alkmaarsche Courant komt met een felle uithaal en een Bergense pastoor gaat op kruistocht. Ook de burgemeester van Bergen keert zich tegen de expositie, maar juridische stappen blijven uit. De rel levert wel een hoop publiciteit op en leidt voor Lucebert tot een nieuwe fotografieopdracht in het oosten van het land.
Ongebonden en intuïtief
Fotomuseum Den Haag karakteriseert het fotografische oeuvre van Lucebert als volgt: “De mens staat centraal in zijn werk, van zijn directe naasten tot passanten op straat. Lucebert gebruikt het medium op een geheel ongebonden en intuïtieve manier. Het levert een uniek oeuvre op, vol met poëtische en evocatieve beelden.”
De periode waarin Lucebert fotografeert is relatief kort en eindigt in 1966. Fotograferen ervaart hij – nog steeds aldus het Fotomuseum – als inspannend en uitputtend. Hij zien zichzelf uiteindelijk meer als schilder en dichter.
Informatie
Fotomuseum Den Haag is gevestigd vlakbij Kunstmuseum Den Haag, op de Stadhouderslaan 43, dus bezoek aan beide musea valt gemakkelijk te combineren.
In de tentoonstelling zijn circa vijftig vintage prints te zien uit zowel het familie-archief van Lucebert als de museumcollectie. De tentoonstelling loopt tot en met 7 april en kan worden bezocht van dinsdag t/m zondag van 11 tot 17 uur. Op 24 en 31 december zijn de openingstijden licht aangepast: van 11 tot 16 uur. Op 25 december en 1 januari is het museum gesloten.
Het museum is telefonisch en via e-mail bereikbaar op +31 (0)70 338 11 44 en info@fmdh.nl. Zie voor het overige tentoonstellingsaanbod www.fotomuseumdenhaag.nl.
Bronnen
Bslr [= Herman Besselaar?] (1956). Lucebert als fotograaf, in: Nieuwe Rotterdamsche Courant d.d. 2 mei 1956.
Hazeu, W. (2018). Lucebert, biografie. Amsterdam: De Bezige Bij.